Emotionele en sociale processen bij pesten, gepest worden en verdedigen | Stop Pesten NU

084-8340086

Emotionele en sociale processen bij pesten, gepest worden en verdedigen

Pesten op school is een wereldwijd probleem met negatieve korte- en langetermijngevolgen voor alle betrokkenen. Slachtoffers hebben vaak psychische klachten en een laag schoolwelbevinden. Omstanders voelen zich vaker onveilig op school en zijn bang om zelf slachtoffer te worden. Kinderen die zelf pesten, hebben een hoger risico op schooluitval en gedrags- en ontwikkelingsproblemen zoals agressief of gewelddadig gedrag en criminaliteit. Er is al veel onderzoek gedaan naar mechanismen achter slachtofferschap en daderschap van pesten, maar het blijft lastig om pesten op scholen effectief aan te pakken. Het is een complex groepsfenomeen waarbij veel factoren een rol spelen.

Nederlandse samenvatting Research Be a buddy, not a bully? Four studies on emotional and social processes related to bullying, defending, and victimization RUG 2016

Dit proefschrift maakt deel uit van een grootschalig onderzoek naar de werking van het van oorsprong Finse KiVa anti-pestprogramma op Nederlandse basisscholen. Het uitgangspunt van KiVa is dat pesten een groepsproces is waarbij het streven naar sociale status een belangrijke rol speelt. Pesters worden vaak gesteund door kinderen die mee gaan doen (assistenten), kinderen die om het pesten lachen (versterkers) of kinderen die niets doen om het pesten te stoppen (passieve omstanders). Het doel van KiVa is om de groepsnorm in de klas zodanig om te buigen dat kinderen opkomen voor slachtoffers van pesten (verdedigers) en dat pesters met hun negatieve gedrag geen status in de groep meer krijgen. Op deze manier wordt beoogd dat de motivatie om te gaan pesten afneemt en er uiteindelijk minder gepest wordt op school.

Het doel van dit proefschrift was inzicht te krijgen in de emotionele en sociale processen die een rol spelen bij pesten, gepest worden en verdedigen. Om dit te bereiken heb ik gebruik gemaakt van nieuwe meetinstrumenten, nieuwe onderzoeksdesigns en nieuwe analysetechnieken.

Dit proefschrift bestaat uit vier empirische studies die elk een bijdrage leveren aan de bestaande kennis op het gebied van pesten op school. In de eerste twee hoofdstukken ligt de focus op de slachtoffers van pesten. Ik heb verschillen in de mate van gepest worden en het emotionele en sociale welbevinden van slachtoffers onderzocht en getest in hoeverre de zogenaamde Steungroepaanpak (Support Group Approach) effectief is in het stoppen van pesten en het bevorderen van het schoolwelbevinden van slachtoffers van pesten. Het derde en vierde hoofdstuk gaan over verdedigen en pesten zelf. Waarom pesten kinderen? En waarom nemen sommige kinderen het voor de slachtoffers op, terwijl anderen niks doen om pesten tegen te gaan? In deze twee hoofdstukken speelt sociale status een grote rol. Met name ‘populair zijn’ is belangrijk: kinderen willen veelal opvallen en een dominante positie hebben in de klas. Pesten en verdedigen kunnen strategisch worden gebruikt om populair te worden.

De onderzoeksvragen uit de vier studies zijn beantwoord met zelf verzamelde data in het kader van het KiVa-project in Nederland (hoofdstuk 2, 3 en 5) en bestaande data afkomstig uit het KiVa-project in Finland (hoofdstuk 4). Het gaat hierbij om gegevens van leerlingen in de midden- en bovenbouw van de basisschool.

Belangrijkste bevindingen

In hoofdstuk 2 heb ik onderzocht hoe de intensiteit van het pestgedrag samenhangt met het emotionele en sociale welbevinden van leerlingen. Het doel was om verschillen tussen slachtoffers in de mate van hun welbevinden en sociale status in de groep nader te verklaren. Ik heb gebruik gemaakt van nieuw meetinstrumenten om de intensiteit van het pestgedrag vast te stellen. In plaats van alleen te kijken naar de frequentie van pesten, heb ik ook gekeken of het pesten op één of meerdere manieren plaatsvond en of er één of meerdere pesters bij betrokken waren. Mijn verwachting was dat een hogere intensiteit van pesten (vaak, op meerdere manieren, door meerdere pesters) samenhangt met meer negatieve consequenties voor slachtoffers.

Uit multi-level regressie analyses is gebleken dat slachtoffers angstiger waren en zich minder fijn voelden op school naarmate het pesten vaker, op meerdere manieren of door meerdere personen gebeurde. Daarnaast is gebleken dat de ‘intensieve slachtoffers’ het minst leuk werden gevonden en het meest werden afgewezen door hun klasgenoten. De bevindingen laten dus zien dat de intensiteit van het pestgedrag gerelateerd is aan verschillen tussen slachtoffers in de negatieve gevolgen van gepest worden.

Zowel in Finland als in Nederland is gebleken dat KiVa succesvol is in het verminderen van pesten. Toch worden óók op KiVa-scholen nog steeds kinderen gepest: in Nederland ongeveer 12%. Hoofdstuk 3 gaat over de Steungroepaanpak, een interventie die in het KiVa-programma wordt gebruikt voor het oplossen van bestaande, aanhoudende pestsituaties. Naast het stoppen van pesten heeft deze interventie als impliciet doel om het schoolwelbevinden van slachtoffers van pesten te vergroten. Hoewel de Steungroepaanpak wereldwijd, ook als losse interventie, wordt gebruikt, is er weinig bekend over de effectiviteit. Eerder onderzoek naar de werking van de Steungroepaanpak is alleen gericht op kortetermijnveranderingen in de pestsituatie. In dit proefschrift heb ik daarom onderzocht in hoeverre de

Steungroepaanpak effectief is in het verminderen van pesten, het stimuleren van verdedigen en het verbeteren van het schoolwelbevinden op de langere termijn, gedurende één schooljaar.

Om de effecten van de Steungroepaanpak bovenop die van het universele KiVa-programma te kunnen toetsen, zijn slachtoffers met een steungroep gekoppeld aan vergelijkbare slachtoffers zonder steungroep (Coarsened Exact Matching). De resultaten lieten zien dat slachtoffers op de korte termijn enthousiast waren over de Steungroepaanpak. De meerderheid gaf aan dat het pestgedrag was afgenomen. Deze positieve resultaten hielden echter geen stand op de langere termijn. Er was aan het eind van het schooljaar geen verandering in de hoeveelheid pesten en slachtoffers met een steungroep werden zelfs frequenter gepest dan vergelijkbare slachtoffers die geen steungroep hadden. Ook wat betreft schoolwelbevinden hadden de slachtoffers geen baat bij de Steungroepaanpak: slachtoffers met een steungroep hadden aan het eind van het schooljaar een lager schoolwelbevinden. De interventie lijkt daarentegen wel effectief te zijn in het stimuleren van verdedigen: slachtoffers met een steungroep hadden aan het eind van het schooljaar meer verdedigers dan vergelijkbare slachtoffers zonder steungroep.

Verdedigen is belangrijk in het tegengaan van pesten. Het helpt om pestgedrag te stoppen en zorgt ervoor dat slachtoffers meer zelfvertrouwen en een betere sociale positie in de klas hebben. Desondanks is er relatief weinig onderzoek gedaan naar wat kinderen motiveert om in te grijpen in een pestsituatie. In hoofdstuk 4 heb ik de drijfveren om te gaan verdedigen en de consequenties van verdedigen onderzocht in een longitudinaal onderzoeksdesign. Mijn verwachting was dat emotionele en sociaalcognitieve factoren van invloed zijn op het gaan verdedigen. Daarnaast verwachtte ik dat verdedigen zou leiden tot een hogere populariteit in de klas, maar dan alleen voor verdedigers die zelf niet gepest worden.

Multi-level pad-analyses lieten zien dat voor zowel slachtoffers van pesten als voor niet-slachtoffers, een hogere mate van empathie voor het slachtoffer leidde tot meer verdedigen. Er is geen effect gevonden van gevoelens van bekwaamheid in verdedigen. Het maakt dus voor het gaan verdedigen niet zozeer uit of iemand denkt dat hij of zij er goed in is. Het kunnen inleven in de gevoelens en emoties van slachtoffers van pesten bleek wel belangrijk om te gaan verdedigen. Uit de resultaten kwam tevens naar voren dat verdedigen een effectieve strategie kan zijn om je populariteit te verhogen. Kinderen die anderen verdedigden werden populairder gevonden door hun klasgenoten, maar alleen wanneer deze verdedigers zelf geen slachtoffer van pesten waren.

Het is positief dat prosociaal gedrag als verdedigen (voor sommige kinderen) kan leiden tot een hogere status in de klas. Toch weten we dat ook pesten een manier is om populair te worden en te blijven. In hoofdstuk 5 heb ik het verband tussen pesten en populariteit onderzocht. Ik heb gebruik gemaakt longitudinale sociale netwerkanalyses om meer te weten te komen over hoe pesten van invloed is op iemands populariteit in de klas (Door wie word je populair gevonden?) én om te onderzoeken hoe populariteit effect heeft op pestgedrag (Wie wordt door wie gepest?).

Uit de resultaten is gebleken dat kinderen die pestten over de tijd heen door meer klasgenoten populair gevonden werden. Daarnaast veranderden de klasgenoten die de pester al voordat hij/zij ging pesten als populair beschouwden hun mening niet. Een ander belangrijk resultaat was dat vooral populaire kinderen in de loop van de tijd hun oude pestrelaties verbraken en klasgenoten gingen pesten die ze daarvoor nog niet pestten. De bevindingen laten zien dat pesten een effectieve manier is om populair te worden of te blijven en dat (populaire) pesters geneigd zijn om van slachtoffers te wisselen.

Bijdragen van dit onderzoek

De vier studies in dit proefschrift dragen elk bij aan de kennis over pesten op school en helpen om het complexe groepsproces van pesten beter te begrijpen. Er zijn nieuwe inzichten verkregen in (de verandering in) het welbevinden van gepeste kinderen en de emotionele en sociale processen die gerelateerd zijn aan pesten en verdedigen. Deze inzichten zijn belangrijk voor het wetenschappelijk onderzoek en voor anti-pestinterventies.

De voornaamste bevinding uit dit proefschrift is dat zowel pesten als verdedigen kan leiden tot een hogere status in de klas. De resultaten zijn in lijn met de recente theorieën dat pesten een groepsproces is waarin sociale status een grote rol speelt. Dit proefschrift laat zien dat het door middel van netwerkgegevens mogelijk is om verder te onderzoeken in welke situatie (bijvoorbeeld: wie is het slachtoffer?) en door welke klasgenoten (vrienden, buitenstaanders) pesters of verdedigers populair worden gevonden. Voor anti-pestinterventies lijkt het essentieel om (pestende) kinderen zich ervan bewust te maken dat zij door middel van prosociaal gedrag ook populair kunnen worden. Interventies kunnen bijvoorbeeld oefeningen bevatten die het empathisch vermogen van leerlingen vergroten, of pesters trainen in het gebruiken van prosociaal gedrag.

Een andere belangrijke bevinding uit dit proefschrift is dat de relaties tussen pesters en slachtoffers instabiel zijn. Dit kan er voor zorgen dat curatieve interventies voor het oplossen van specifieke pestsituaties, zoals de Steungroepaanpak, niet effectief zijn, bijvoorbeeld omdat slachtoffers na de interventie opeens door andere klasgenoten gepest worden.

Een van de grootste problemen bij het tegengaan van pesten, is dat een groot deel van de slachtoffers onopgemerkt blijft. Uit het onderzoek in dit proefschrift blijkt dat in het huidige KiVa-programma voor slechts een klein deel van de slachtoffers een steungroep wordt ingezet. Het is daarom belangrijk dat leerkrachten meer inzicht krijgen in de groepsdynamiek van hun klas. Rapporten met daarin informatie over de sociale structuur van de klas (Wie is bevriend met wie?, Wie wordt gepest door wie?) en het welbevinden van leerlingen kunnen helpen om gepeste kinderen en pesters in een vroeg stadium te signaleren. Daarnaast kunnen deze rapporten gebruikt worden om een uitgebalanceerde steungroep samen te stellen met daarin kinderen die in het bijzonder aangemoedigd kunnen worden om te gaan verdedigen, bijvoorbeeld omdat zij een goede positie hebben in de groep en zelf niet gepest worden.

Voor vervolgstudies is het essentieel om te onderzoeken hoe de verworven inzichten over de emotionele en sociale processen die een rol spelen bij pesten, gepest worden en verdedigen - en de daaruit voortvloeiende implicaties - het best toegepast kunnen worden in anti-pestinterventies. Op deze manier kan wetenschappelijk onderzoek een fundamentele bijdrage leveren aan het voorkomen en oplossen van pesten op school.

 

Bron