|

084-8340086

Het verhaal van Anna - Hoofdstuk 8

Ik ben de eerste die bij de bioscoop is. Ik voel me echt gelukkig. Ik ben een normaal meisje, dat met haar vrienden uitgaat. Telkens als ik het woord vrienden zeg fladderen er vlinders in mijn buik. Het duurt nog drie minuten voordat de film begint, ze zijn laat. Misschien zijn ze al naar binnen. Ik loop de ruimte in, maar ik zie ze nergens staan. Gelukkig heb ik hun telefoonnummers. Eerst bel ik Petra, maar ze neemt niet op. Dan bel ik Thom, maar ook bij hem krijg ik voicemail. De rest van de groep krijg ik ook niet te pakken. Zullen ze nog op de fiets zitten?

 

Als ik een tijdje buiten op een bankje heb gewacht en ze er nog steeds niet zijn loop ik weer naar binnen. Misschien zaten ze al in de zaal. Dat zou verklaren waarom ze hun mobiel niet opnamen. De film is al lang begonnen, dus ik kom er niet meer in. Had ik wel de goeie tijd? Had ze niet gezegd dat we morgen gingen in plaats van vandaag? Maar we hebben het toch telkens in de groepsapp over vanavond gehad? Ik lees snel wat berichten terug van vanmiddag, maar ik ben toch echt op de goeie tijd bij de goeie bioscoop. Misschien dat ze hebben besloten om iets anders te gaan doen en zijn ze vergeten het in de groepsapp te zeggen. Ik loop naar buiten, naar mijn fiets. Alle smoesjes die ik voor ze verzin zijn even ongeloofwaardig. Maar ze zijn allemaal beter dan de waarheid. Ik wil het niet geloven. Ik dacht echt dat ik erbij hoorde. Ik ben er keihard ingetrapt. Hoe kon ik zo dom zijn om te denken dat ze me echt zouden accepteren. Ik ben het lelijke eenzame meisje. Daar gaat nooit verandering in komen.

 

Tranen rollen over mijn wangen terwijl ik zo snel fiets als ik kan. Mijn voeten branden, maar het kan me niet schelen. Ik weet niet waar ik heen moet. Naar huis is geen optie, mam verwacht me zeker anderhalf uur nog niet en ik wil het niet uitleggen. Ik parkeer mijn fiets bij een afgelegen meertje en ga op een boomstam zitten. Mam zegt altijd dat ik geen zelfmedelijden moet hebben, maar ik voel me zo verschrikkelijk dat ik wel moet. Ik weet niet meer wat ik moet doen. Mijn nieuwe vrienden gaven eindelijk nut aan mijn leven, maar nu voel ik me tien keer zo alleen als voorheen. Een stemmetje in mijn achterhoofd blijft nog steeds zeggen dat ze het misschien wel zijn vergeten, dat ze me niet wilden kletsen, maar in mijn hart weet ik dat het niet zo is. Ze hebben me expres laten zitten. Ze hebben dit plan gemaakt om mij pijn te doen. Nou, het is ze gelukt. Ik ben weer de domme loser die in hun plan is getrapt. Ze kunnen zich weer goed voelen. Ik ga op de vieze, modderige grond zitten en laat mijn voeten met schoenen en al in het water zakken. De kou stelt me gerust. Ik wilde dat ik op kon lossen in het water. Dat ik als schuim op het meer kon veranderen. Dat ik tussen het afval op de bodem kon liggen, waar ik thuis hoor.

 

Als ik thuis kom is mam al naar bed. Ik sluip naar mijn kamer, niemand mag mij meer zien. Ik ben alleen maar een wazige vlek in de ogen van andere mensen.