Lesidee 91 voor groep 6 tm 8: Het verhaal van Anna & bedenk aanpak tegen pesten op jouw school | Stop Pesten NU

084-8340086

Lesidee 91 voor groep 6 tm 8: Het verhaal van Anna & bedenk aanpak tegen pesten op jouw school

Lees het verhaal van Anna & bedenk met jouw groep/klas hoe het pesten bij jou op school kan worden gestopt.

Het verhaal van Anna - Hoofdstuk 1

 

 

‘Anna, wil je nog even je bord in de vaatwasser zetten?’ Ik kijk naar de klok, eigenlijk had ik al weg gemoeten. Ik pak mijn bord van de tafel en loop rustig naar de vaatwasser. Als mijn bord tussen de andere borden staat loopt mijn moeder net de keuken in. ‘Dankje Lieverd,’ zegt ze en ze loopt alweer door. Mama is altijd drukdrukdruk. Ze heeft nooit een moment om rustig te gaan zitten en na te denken. Soms ben ik daar best jaloers op.

Na vijfentwintig minuten (veel te rustig) fietsen kom ik op school aan. De tweede bel is pas net gegaan, ik ben maar vijf minuten (record!) te laat. Saskia zit al op me te wachten in haar kantoortje met het schuifraam. De gevreesde meldkamer. ‘Hé meis, je bent vroeg! Ik heb de thee net opstaan. Kom erin!’ Saskia was er al vroeg achter dat hun te laat mijn op tijd is en ze vond het prima. Zij is de gekke vrouw met de wrat op haar kin en ik het enge meisje met uitstekende botten. We passen bij elkaar. Volgens mij verdient ze extra geld omdat zij de enige is die mij aan het praten krijgt.

Na vijf (veel te korte) minuten in de meldkamer, loop ik zo sloom als ik kan door de gang. Vijfenveertig stappen. Ik heb ze al heel vaak geteld. Bij elke stap voel ik dat mijn hart sneller gaat slaan. Het is bijna weer zo ver. Het moment dat ik elke ochtend zo lang mogelijk uitstel. Nog twee stappen. Één. Ik doe de deur open en stap de klas binnen. Meteen voel ik hoe de sfeer verandert. Wat twee seconden geleden nog een gezellige groep kinderen was is door mijn binnenkomst veranderd in een kwaadaardige groep vol stekende bijen met mij als gezamenlijke vijand. Ik hoor hier niet. Ik onderdruk de neiging om me om te keren en weg te rennen. In plaats daarvan doe ik wat ik elke ochtend doe. Ik loop naar mijn tafel terwijl ik bij elke stap hun ogen op mij gericht voel. Boos zijn ze, omdat ik toch weer op ben komen dagen. Omdat ik er bén. Elke dag opnieuw geef ik ze de hoop dat ik niet meer kom. Elke ochtend hebben ze een kwartier de tijd van hun leven met elkaar, totdat ik weer kom. Ik ga zitten en negeer de stroom misselijkheid die vanuit mijn maag mijn hele lichaam wordt doorgepompt. Opletten lukt nooit het eerste uur, ik ga er al niet eens meer moeite voor doen. Eerst rustig wennen aan het gevoel van gehaat worden. 

Het verhaal van Anna - Hoofdstuk 2

‘Anna, waarom moet jij altijd alles verpesten?’ Petra zet haar liefste stem op en ik weet dat het voor buitenstaanders net is alsof we een vriendschappelijk onderonsje hebben. Weten zij veel dat zij een schijnheilig misbaksel is en ik haar slachtoffer. Ik zeg niets terug. Het is pas het tweede uur en ik ben al uitgeput. Ze zuigen alle energie uit me, elke dag opnieuw. Mama zei vroeger dat je geen aandacht moest schenken aan pesters, dat ze dan vanzelf ophielden. Maar ik weet beter. Ze houden niet op, ze maken je af. Als je niets zegt ben je een gemakkelijk slachtoffer. In het begin vocht ik nog terug. Als ze mij uitscholden schold ik terug, als ze mij schopten duwde ik tot ze vielen. Ik kreeg de bijnaam Scary Anna omdat ik zogenaamd gewelddadig was. Ik was boos, snapte niet waarom ze niet zagen dat ik mezelf alleen maar verdedigde tegen hen. Maar ik weet nu dat ze het helemaal niet wilden begrijpen. Waarom hebben ze mij gekozen? Ik snap het nog steeds niet. Mijn hoofd staat ze gewoon niet aan, denk ik. Petra wil zich weer naar me toebuigen om me een nieuwe scheldserenade te brengen, maar ik sta snel op van mijn stoel. De leraar kijkt me verbaasd aan. Ik wijs met mijn duim naar de wc en mompel iets over ongesteld zijn. De leraar wordt rood, de klas barst in lachen uit en Petra roept door de hele klas dat er een plasje bloed op mijn stoel ligt, wat niet waar is. Ik maak van de situatie gebruik om mijn tas te pakken en zo rustig mogelijk de klas uit te lopen. Woorden die ik wil zeggen tegen mijn klas ontglippen mijn mond niet. Alles wat ik zeg kan en zal tegen mij worden gebruikt.

Op de gang lijkt het net of er een deken van lood van me afgevallen is. Op een enkele verdwaalde leraar na ben ik alleen. Ik kijk hoe mijn voeten bewegen, stap voor stap. De rode vloer maakt me kalm. Ik heb geen doel, alles wat ik wil is weg. Een druppel water stroomt over mijn wang en valt op de rode vloer. Mijn benen zijn spaghetti, ik kan niet meer. Ik zak tegen de muur aan en laat mijn betraande hoofd op mijn armen rusten. Gelukkig is er niemand op de gang want ik huil niet waar mensen bij zijn. Ik weet niet meer wat ik moet doen, ik weet het echt niet meer. De gedachte dat ik nog minstens een halfjaar bij deze mensen in de klas zou moeten zitten is onverdraagbaar. Het drukt op me, het beschadigd me. Ze maken me van binnenuit kapot. Maar ik wil niet opgeven. Ik wil zo graag terugvechten, maar hoe? Ineens voel ik een hand op mijn schouder. ‘Gaat het Anna?’

Het verhaal van Anna - Hoofdstuk 3

Zijn mooie gezicht hangt vlak boven het mijne en met zijn verschillend kleurende ogen kijkt hij mij serieus aan. Hij komt rustig op mij over, hoewel ik weet dat hij al smoezen probeert te bedenken voor als zijn vrienden ons samen zien. Thom. Hij veegt mijn tranen weg en trekt me overeind. ‘Kom,’ zegt hij ‘even een stukje lopen.’ Te verbaasd om iets terug te zeggen pak ik zijn hand vast en loop achter hem aan. Hij is een pester. Althans, dat dacht ik. Misschien is hij een meeloper. Daarin verschillen deze twee groepen van elkaar. Pesters mogen je niet, in welke situatie dan ook en meelopers durven je niet te mogen. Groepsdruk heet dat, iets wat ik nooit heb begrepen.

Op het schoolplein gaan we op een bankje zitten dat niet te zien is vanuit de ramen op school. We zeggen een tijdje niets, de stilte wordt ongemakkelijk. Ligt dat aan mij of hebben andere mensen ook altijd last van deze stiltes? Hebben mensen geen zin om tegen mij te praten omdat ik toch nooit wat terugzeg? Net als ik denk dat ik het niet meer trek, doorbreekt Thom mijn gepieker. ‘Ben je altijd zo stil?’ Hij vraagt dezelfde vraag die mij al honderd keer is gesteld, maar deze keer klinkt het anders. Hij klinkt geïnteresseerd. Ik kijk naar zijn hand die hij zachtjes op mijn knie legt en ik kijk hem verbaasd, maar dankbaar aan. Dit is waar ik al zo lang op zit te wachten. Iemand die mij aandacht geeft, die het niet uitmaakt dat ik gepest wordt. Een glimlach doorbreekt mijn stijf op elkaar gespannen lippen. Ik weet dat ik niemand kan vertrouwen, maar dit moment, waarin ik even gezien word als leuk in plaats van een loser, dit voelt zo goed. Een golf van warmte overspoelt me. Het lijkt alsof mijn huid me ineens beter past. ‘Nee,’ zeg ik lachend. ‘Dat dacht ik al.’ Een paar seconden kijken we elkaar aan. Hij scheldt me niet uit en ik ben niet langer bang voor hem. Zijn ogen hebben iets vertrouwds, hij doet me aan mijn opa denken. Ik voel me alsof niets of niemand me meer iets kan maken. Dat één enkele lieve blik daarvoor kan zorgen. Het doet me denken aan hoe lang ik al geen vrienden meer heb en hoe eenzaam ik me daardoor voel. ‘Ik moet gaan,’ zegt Thom en hij staat op, precies op het moment dat de bel gaat. ‘Zie ik je zo in de les?’ vraagt hij terwijl hij al wegloopt. Ik knik. Ik blijf alleen achter op het bankje. Het lijkt alsof hij er nooit is geweest. Misschien begin ik wel vrienden te verzinnen. Kun je gek worden als je te lang alleen bent?

Het verhaal van Anna - Hoofdstuk 4

Deze week leek het alsof alle scheldwoorden me niets meer deden. Het gepest ging langs me heen. Thom heb ik sinds vorige week niet meer gesproken, maar elke keer als ik hem zie krijg ik weer een blij gevoel. ‘Hee skelet, ben je doof ofzo?’ Petra trekt mijn aandacht, wat heb ik gemist? De klas begint stom te lachen om Petra’s grote mond. Het zijn net een stel schapen. Niemand durft te zeggen dat Petra niet grappig is. De docente kijkt me vragend aan, zelfs zij heeft een grijns op haar gezicht. Soms vraag ik me af of ik gek ben. Ben ik de enige op de wereld die de grap niet snapt? ’S-sorry,’ stotter ik, ‘ik geloof dat ik de vraag niet verstond.’ De hele klas begint weer te lachen, terwijl het toch echt niet mijn bedoeling was om grappig te zijn. ‘Anna, waar zit jij met je gedachten? Ga maar even een briefje halen, zo kan ik je niet in de les hebben.’ Mijn mond valt open, meent ze dit nou? Oké, ik lette niet op. Maar zij lachte me gewoon uit. Ik pak rustig mijn tas in en loop de klas uit. Alles om te voorkomen dat er meer opmerkingen worden gemaakt. Als ik rustig en stil ben verdwijn ik, dan ziet niemand me en kan niemand me pijn doen. Stiekem hoop ik dat Thom iets zegt. Waarom laat hij dit toe, ik had echt gehoopt dat hij om mij gaf. De opmerkingen doen pijn, maar dat overleef ik wel. Wat het meeste pijn doet, is dat er niemand voor me opkomt. Daardoor ga ik aan mezelf twijfelen. Misschien ben ik gewoon raar.

‘Wat is er meis?’ Gelukkig is Saskia blij om mij te zien. Dat is ten minste iemand. Zodra ik het kantoortje instap verdwijnt de brok uit mijn keel, mijn handen stoppen met trillen en ik kan weer normaal ademen. Saskia kan mijn humeur zo snel veranderen dat ik bijna vergeet hoe ik me twee minuten geleden voelde. Ze schenkt nieuwe thee voor me in en we kletsen wat over de verbouwing in haar huis. Dan schiet haar blik naar het raam, waar iemand staat te wachten. ‘Wat kan ik voor je doen?’ Vraagt ze terwijl ze naar het raam toeloopt. Ik kan net niet zien wie het is, want ik zit om de hoek. ‘Ik ben op zoek naar Anna,’ zegt de stem die ik al een week lang in mijn hoofd hoor. Thom’s stem.

Het verhaal van Anna - Hoofdstuk 5

Mijn hart staat even stil en begint daarna sneller te kloppen dan het ooit heeft gedaan. Hij is gekomen. Voor mij. Speciaal voor mij. ‘Volgens mij is er iemand die je graag wil spreken,’ zegt Saskia als ze weer naar me toekomt, ‘dus ik zou maar snel gaan.’ De vette knipoog die ze er achteraan geeft maakt me blij en bang tegelijk. Als ik een normaal meisje was geweest had ik hem vertrouwd. Dan had ik hem als vriend kunnen zien, zou ik misschien zelfs verliefd op hem kunnen worden. Maar ik ben niet normaal. Verliefd worden kan ik nu niet, durf ik niet eens. In de klas zijn er twee groepen: de rest van de klas en ik. We voeren een strijd zonder wapens en ik weet niet hoe ik moet vechten. Ik weet niet eens waarom het oorlog is. Als ik wil overleven kan ik niet verliefd worden. Ik mag niet zwak zijn. Maar misschien is het niet verkeerd om iemand aan mijn kant te hebben staan. ‘Hey,’ zegt Thom, gelukkig heeft hij niets in de gaten van de discussie die ik in mijn hoofd voer, over vertrouwen. ‘Hey,’ zeg ik. Het is niet mijn bedoeling om zo verlegen te klinken, maar ik kan er niets aan doen. Mijn benen lijken van spaghetti en mijn handen trillen. Mijn hart probeert zich een weg naar buiten te bonzen. ‘Mag ik haar even meenemen?’ Vraagt Thom. Saskia knikt als een trotse moeder en even ben ik bang dat ze gaat huilen, maar ze houdt zich in. Anderen zou ze verbieden weg te gaan in een strafuur, dat weet ik zeker, maar op mij is ze trots. Ik weet niet of ik dat als compliment moet zien.

Thuis kan ik me niet concentreren op mijn huiswerk. Al mijn gedachten leiden rechtstreeks naar Thom. Misschien komt het doordat hij de enige is die aardig doet, dat ik me zo op hem focus, of misschien vind ik hem wel echt leuk. Wat het ook is, ik voel de drang om te schreeuwen en te huppelen. Studeren heeft nu geen zin, ik moet met iemand praten anders knap ik van geluk. Gelukkig staat mam in de keuken. ‘Hee lieverd,’ zegt ze. Normaal ben ik niet iemand die veel praat over haar gevoelens, maar het moet eruit. ‘Mam?’ vraag ik. ‘Hoe voelt het om verliefd te zijn?’ 

Het verhaal van Anna - Hoofdstuk 6

Mijn maag maakt een salto als ik hem zie. In mijn hart is een lichtje gaan branden. Zou hij mij echt zien als een vriendin, in plaats van een stuk waardeloos afval? Zou hij praten met een stuk afval? Ik voel me zo normaal bij hem. Alsof ik echt ben. Alsof ik niet op de wereld ben gezet om uitgelachen en geschopt te worden.

In de gang op weg naar de kluisjes loop ik te dromen. In de lessen zegt Thom nooit wat tegen mij, omdat hij niet gezien wil worden met een loser denk ik, maar het is heerlijk om te dromen dat hij dat wel doet. Dat hij met mij gezien wil worden in het openbaar. Hoe zou het voelen om me niet meer te schamen voor mezelf? ‘Hee Skelet, is het fijn in dromenland?’ Petra duikt uit het niets naast me op. Niet reageren, denk ik bij mezelf. ‘Heb je je tong ingeslikt, skelet?’ ‘Ja, toevallig wel,’ zeg ik snel, in een poging om ad rem over te komen. Ik ben hier nooit goed in geweest. ‘Nou misschien moeten we hem er even uitslaan dan.’ Ineens staat er een groepje jongens uit de klas om me heen, Petra’s handlangers. Ik kijk om me heen. Natuurlijk staan we alleen in de gang, daar heeft Petra wel voor gezorgd. Ik voel een schop in mijn knieholtes en val op de grond. ‘Dit is omdat je lelijk bent,’ sist Petra. De jongens schoppen me nog een keer tegen mijn bovenbenen, volgens mij hebben zij er plezier in, maar ik ben doodsbang. ‘Dit is een voorproefje,’ zegt Petra. ‘Bovendien passen die lelijke blauwe plekken wel bij je lelijke harige benen.’

Op weg naar huis voel ik me rot, ik heb niemand verteld wat Petra heeft gedaan want ik schaam me kapot. Het is allemaal mijn schuld, als ik niet zo raar en lelijk was geweest hadden ze mij niet geschopt. Na een tijdje komt Thom naast me fietsen en kijkt mij serieus aan. ‘Anna, mag ik wat vragen?’ Hij mag alles vragen, dus ik knik. ‘Zie je mij als een vriend?’ Ik denk na, zou hij wel willen dat ik hem als vriend zie? Of vraagt hij het om duidelijk te maken dat hij mij niet als een vriendin ziet? ‘J-ja, ik denk het wel,’ stotter ik. ‘Cool,’ is zijn reactie. Vindt hij het nou leuk of niet? Hij maakt me zenuwachtig. ‘Wat vind je van onze klas?’ Vraagt hij na een stilte. ‘Mwah, het kan erger,’ zeg ik. Wat heeft Thom nou aan iemand die niet eens tegen een paar stootjes kan. ‘Denk je?’ Vraagt hij. Dat verbaast me, hij is toch een van de populairen in de klas, waarom zou hij de klas niet leuk vinden? ‘Ik baal er soms van dat mensen populair willen zijn door anderen naar beneden te halen. Gelukkig ben jij anders,’ dat laatste zegt hij zachtjes, zodat ik het nog maar net kan horen. Ik weet niet wat het is met hem, maar ik verander in een spraakwaterval elke keer als ik hem zie. Ik vertel hoe eenzaam ik me soms voel en hoe erg ik de klas vind. Hij vind me stoer omdat ik geen meeloper ben. Hij wil ook dat het pesten ophoudt. ‘Binnenkort,’ zegt hij, ‘wordt alles anders.’

      Het verhaal van Anna - Hoofdstuk 7

      ‘Wat ben je de laatste tijd vroeg, Anna.’ Mijn moeder is nog maar net beneden als ik al helemaal klaar ben met voorbereiden voor school. Ik heb zelfs make-up opgedaan, een tip van Petra. Thom heeft het voor elkaar gekregen dat ik in twee weken ben veranderd van een loser in een bijna populair meisje. Iedereen accepteert me ineens. Het voelt vreemd, maar wel fijn. De schooldagen lijken een stuk korter zo.

      Op de gang houdt Saskia me aan. ‘Hee, waar ben jij de laatste tijd? Ik zie je nooit meer,’ ze zegt het met een pruillip, maar ik zie aan haar ogen dat ze blij voor me is. Ik kijk om me heen. Sinds ik geaccepteerd ben in de klas ben ik steeds bang dat ik iets doe wat in hun ogen verkeerd is, waardoor ze me laten vallen. Volgens mij is het raar om bevriend te zijn met de vrouw van de meldkamer. ‘Sorry, ik ben druk,’ zeg ik. Ik haat het om zo te moeten doen tegen Saskia, maar ik wil niet meer raar zijn. Dat ben ik lang genoeg geweest. Dat hoofdstuk is afgesloten.

      In de klas ben ik een van de eersten. Ik geniet van het rumoer voor de les, ik ben nooit zo vroeg geweest dat ik dat kon horen. Petra komt naast me zitten en begint te vertellen over haar weekend. In tegenstelling tot mij praat zij heel veel. Vooral over zichzelf. Ik vind het prima om te luisteren. Ineens zet ze grote ogen op. ‘Ojaa, we wilden vanavond met wat vrienden naar de bioscoop, Thom vroeg of je zin had om mee te gaan.’ 

      Het verhaal van Anna - Hoofdstuk 8

      Ik ben de eerste die bij de bioscoop is. Ik voel me echt gelukkig. Ik ben een normaal meisje, dat met haar vrienden uitgaat. Telkens als ik het woord vrienden zeg fladderen er vlinders in mijn buik. Het duurt nog drie minuten voordat de film begint, ze zijn laat. Misschien zijn ze al naar binnen. Ik loop de ruimte in, maar ik zie ze nergens staan. Gelukkig heb ik hun telefoonnummers. Eerst bel ik Petra, maar ze neemt niet op. Dan bel ik Thom, maar ook bij hem krijg ik voicemail. De rest van de groep krijg ik ook niet te pakken. Zullen ze nog op de fiets zitten?

      Als ik een tijdje buiten op een bankje heb gewacht en ze er nog steeds niet zijn loop ik weer naar binnen. Misschien zaten ze al in de zaal. Dat zou verklaren waarom ze hun mobiel niet opnamen. De film is al lang begonnen, dus ik kom er niet meer in. Had ik wel de goeie tijd? Had ze niet gezegd dat we morgen gingen in plaats van vandaag? Maar we hebben het toch telkens in de groepsapp over vanavond gehad? Ik lees snel wat berichten terug van vanmiddag, maar ik ben toch echt op de goeie tijd bij de goeie bioscoop. Misschien dat ze hebben besloten om iets anders te gaan doen en zijn ze vergeten het in de groepsapp te zeggen. Ik loop naar buiten, naar mijn fiets. Alle smoesjes die ik voor ze verzin zijn even ongeloofwaardig. Maar ze zijn allemaal beter dan de waarheid. Ik wil het niet geloven. Ik dacht echt dat ik erbij hoorde. Ik ben er keihard ingetrapt. Hoe kon ik zo dom zijn om te denken dat ze me echt zouden accepteren. Ik ben het lelijke eenzame meisje. Daar gaat nooit verandering in komen.

      Tranen rollen over mijn wangen terwijl ik zo snel fiets als ik kan. Mijn voeten branden, maar het kan me niet schelen. Ik weet niet waar ik heen moet. Naar huis is geen optie, mam verwacht me zeker anderhalf uur nog niet en ik wil het niet uitleggen. Ik parkeer mijn fiets bij een afgelegen meertje en ga op een boomstam zitten. Mam zegt altijd dat ik geen zelfmedelijden moet hebben, maar ik voel me zo verschrikkelijk dat ik wel moet. Ik weet niet meer wat ik moet doen. Mijn nieuwe vrienden gaven eindelijk nut aan mijn leven, maar nu voel ik me tien keer zo alleen als voorheen. Een stemmetje in mijn achterhoofd blijft nog steeds zeggen dat ze het misschien wel zijn vergeten, dat ze me niet wilden kletsen, maar in mijn hart weet ik dat het niet zo is. Ze hebben me expres laten zitten. Ze hebben dit plan gemaakt om mij pijn te doen. Nou, het is ze gelukt. Ik ben weer de domme loser die in hun plan is getrapt. Ze kunnen zich weer goed voelen. Ik ga op de vieze, modderige grond zitten en laat mijn voeten met schoenen en al in het water zakken. De kou stelt me gerust. Ik wilde dat ik op kon lossen in het water. Dat ik als schuim op het meer kon veranderen. Dat ik tussen het afval op de bodem kon liggen, waar ik thuis hoor.

      Als ik thuis kom is mam al naar bed. Ik sluip naar mijn kamer, niemand mag mij meer zien. Ik ben alleen maar een wazige vlek in de ogen van andere mensen. 

      Hoofdstuk 9 - Het verhaal van Anna

      Ik wil niet meer naar school. Nooit meer. Ik wil de confrontatie niet aangaan met de klas, maar ik ben te nieuwsgierig naar wat ze te zeggen hebben. De stem achterin mijn hoofd blijft zeuren dat ze zich misschien echt hebben vergist, dus stap ik op de fiets. Ik ben vroeg, want ik schaam me te veel tegenover Saskia om haar onder ogen te komen. Zij was de enige bij wie ik terecht kon toen ik me rot voelde en zodra ik vrienden had gemaakt heb ik haar laten stikken. Wat ben ik voor een monster? Zodra ik de klas instap weet ik dat ik een fout hen gemaakt om hier weer te komen. Petra en Thom staan met de hele groep bij elkaar te lachen en te praten. Ik sta in de deuropening en durf niet te ademen. Even lijkt het alsof ik weg ben, alsof ik niet besta, totdat Petra me opmerkt. ‘Hey, daar heb je Skelet. Was het leuk in de bioscoop, met al je vrienden?’ vraagt ze poeslief. De rest van de klas barst in lachen uit, Thom lacht het hardst. De groepen zijn duidelijker verdeeld dan ooit. Zij zijn de leeuwen, ik ben het bange hert. Hoe heb ik ooit kunnen denken dat ik een van hun zou kunnen zijn.

      Mijn voeten brengen me zo snel als ze kunnen naar de dichtstbijzijnde toiletten en voor de eerste keer huil ik tranen met tuiten. Ik weet niet waar ik zoveel water vandaan haal, maar ik kan niet stoppen met huilen. Voor het eerst durf ik me echt zwak te voelen. Ik stop met vechten. Ik geef me over. De leeuwen hebben gewonnen. De deur van de toiletten gaat zachtjes open. ‘Anna?’ Meteen verstom ik mijn gehuil. Ik schaam me ervoor om te huilen. ‘Anna, gaat het?’ Het is de stem van een meisje uit de klas dat ik eigenlijk niet zo goed ken, Lisa. Ze hoort niet bij het populaire groepje, maar ze heeft wel vrienden. Ze staat hoe dan ook boven mij op de sociale ladder van de school. Ik hang ergens tussen de kakkerlakken. ‘Ga weg,’ zeg ik. Ik hoor dat ze de deur weer dichtdoet en inderdaad weggaat. Ik weet dat ik het zelf heb gevraagd, maar toch doet het me pijn dat ze niet blijft.

      Na een paar minuten gaat de deur weer open. ‘Anna, wil je even naar buiten komen, ik heb iemand voor je.’ Ik zal toch ooit uit het toilethokje moeten komen. Langzaam open ik de deur. In de toiletruimte staat Saskia. Een golf misselijkheid stroomt mijn lijf binnen. ‘Hee meis,’ zegt ze lief. Veel te lief. Hoe kan ze nou zo lief doen. ‘I-ik ben ziek,’ mompel ik en ik ren zo snel als ik kan langs haar heen naar de uitgang van de school. Ik loog niet eens dat ik ziek was.