Onderzoek In hoeverre zijn middelbare scholen in Nederland aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW voor schade die een leerling lijdt als hij op die school wordt gepest | Stop Pesten NU

084-8340086

Onderzoek In hoeverre zijn middelbare scholen in Nederland aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW voor schade die een leerling lijdt als hij op die school wordt gepest

Geachte Stop Pesten Nu,

Middels deze brief wil ik u informeren over het onderzoek naar de aansprakelijkheid van middelbare scholen in Nederland bij pesten op hun school en welke maatregelen kunnen worden genomen om de rechtspositie van slachtoffers van pesten tegenover de school te verbeteren. Het onderzoek is uitgevoerd door de Nederlandse wetgeving te analyseren en door deze wetgeving toe te passen op de praktijk van de wetgeving en van de aanpak bij pesten door Nederlandse middelbare scholen. Om effectieve aanbevelingen te kunnen doen is de Nederlandse wetgeving ook vergeleken aan buitenlandse wetgeving, zijnde Belgische, Duitse en Zweedse wetgeving. De bevindingen uit het onderzoek kunt u vinden in onderstaande toelichting. 

Kan een slachtoffer van pesten de school aansprakelijk stellen voor nalatig handelen bij pesten?

Ja, dat kan. Dit zal voornamelijk via een artikel voor schadevergoedingen lopen die doorgaans de ‘onrechtmatige daad’ wordt genoemd.

Er zijn vijf belangrijke vereisten voor deze onrechtmatige daad, namelijk:

  • er moet daadwerkelijk een onrechtmatige daad zijn begaan (een inbreuk op een recht, een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of een doen of nalaten in strijd met wat in onze maatschappij als normaal wordt beschouwd),
  • die daad moet aan iemand kunnen worden toegerekend,
  • bij die onrechtmatige daad moet schade zijn ontstaan,
  • er moet verband zijn tussen die schade en tussen de onrechtmatige daad en als laatste,
  • de schending van de norm moet toepassing hebben op de bedoeling van het artikel (bijvoorbeeld, de maximumsnelheid op de weg beschermt de veiligheid van andere weggebruikers maar ziet niet toe op geluidsoverlast)

Bij nalatig handelen van een school zal er of een wettelijke plicht worden geschonden, of een plicht die zij volgens onze maatschappij hebben. Het gaat hierbij om de zorgplicht. Hoever deze zorgplicht juridisch reikt wordt later in deze brief uitgelegd. De scholen hebben vanuit de wetgeving de plicht gekregen om veiligheidsbeleid te voeren. Hieronder vallen de sociale, fysieke en psychische veiligheid van de kinderen. Nalatig handelen van een school bij pesten zou deze plicht ernstig schenden. Bij de toerekening van een school voor het pesten zal daarbij liggen op een kwalitatieve basis, hun verantwoordelijkheid voor het pestgedrag van andere leerlingen, of op directe basis, namelijk het handelen dat van een school met een dergelijke zorgplicht verwacht mag worden. Er kan sprake zijn van vermogensschade, bijvoorbeeld door een traject met een coach of psychiater, of van ander nadeel, zijnde de beschadiging in eer of persoon. Het is echter wel belangrijk dat deze schade gelinkt kan worden aan het pesten van andere leerlingen of het niet tijdig/correct optreden van de school. Concluderend over de schending van de norm is dat er geen problemen mee verwacht wordt in dergelijke zaken. De wetgeving en de aannames in de maatschappij berusten op het feit dat een school verantwoordelijk is voor de veiligheid op hun school. Daarin zou een zaak voor een situatie van pesten in de meeste gevallen betrekking hebben op die ‘beschermde’ veiligheid voor leerlingen.

Hoeveel kans heeft een dergelijke eis tot schadevergoeding?

De conclusie uit het onderzoek betreft dat een dergelijke eis op dit moment weinig kans van slagen heeft. Dit heeft betrekking op de oordelen van rechters in zaken waarbij scholen aansprakelijk werden gesteld voor pesten. Het enkele feit dat er wordt gepest is niet voldoende volgens de rechters. De rechters geven scholen een inspanningsverplichting en geen resultaatverplichting. Dit betekent dat een school alleen hoeft uit te voeren wat er van hun verwacht wordt. Zij hebben geen verantwoordelijkheid om het pesten in zijn geheel te voorkomen of stoppen. Het is belangrijk dat de ouders kunnen onderbouwen dat er is gepest en waarom de genomen maatregelen van de school niet voldoende zijn of niet overeenkomen met hetgeen dat van hun verwacht mag worden. In de jurisprudentie is er nog geen school daadwerkelijk aansprakelijk gesteld. In de jurisprudentie werd door de rechter geoordeeld dat scholen na gesprekken over het pesten en maatregelen in de structuur van de klas (bijvoorbeeld uit elkaar halen van leerlingen) al aan de inspanningsverplichting hadden voldaan. Al deze zaken waren nog voor de nieuwe wetgeving over de veiligheid op school, met als laatste zaak een zaak uit 2015. Er kan in die tussentijd dus veranderingen zijn doorgevoerd die deze inspanningsverplichting hebben aangescherpt. Echter, met het oog op de uitspraken van de rechter, kan er op dit moment niet anders worden geconcludeerd dan dat een school erg nalatig moet handelen wil een schadevergoeding een redelijke kans van slagen hebben. De bereidheid tot het straffen geven voor pesten is erg wisselend tussen scholen, waarbij sommige scholen zelfs pesters niet willen straffen. Er is helaas geen controle geweest van de uitvoering van het pestprotocol door scholen in de praktijk, anders dan interviews met pest coördinatoren, door de lockdown regels omtrent COVID-19. Daarnaast heeft helaas de Onderwijsinspectie geen antwoord gegeven op mijn vragen. Daardoor is er geen geheel beeld ontstaan over de aanpak van scholen bij pesten in de praktijk.

Het tweede probleem bij pesten kan de schade betreffen. Hierin is vooral de link tussen de schade en onrechtmatige daad het probleem. Er kan door de tegenpartij gesteld worden dat de psychische schade, waardoor bijvoorbeeld een traject bij een coach of psychiater nodig is, door andere gevallen kan komen. Hierin moet de eiser, dus het slachtoffer van pesten, een bewijs aanleveren. Het kan bijvoorbeeld een rapport van een psychisch professional betreffen die vaststelt dat de situatie van pesten grotendeels tot de schade heeft geleid. Er is natuurlijk meer bewijs dat kan gelden, zoals het aandragen van onderzoeken of bewijs van gedragsveranderingen. Het bewijs moet echter erg overtuigend zijn, daar psychische schade en de link van dergelijke schade naar de daad erg lastig te bewijzen is.

Het derde probleem is dat de rechters oordelen dat de toezichtverplichting van scholen, die voor scholen erg streng wordt beoordeeld bij fysieke ongevallen, bij pesten niet lijkt te gelden. De rechters geven middels jurisprudentie de taak aan het slachtoffer van pesten om zelf te melden dat er wordt gepest. Van een school kan immers niet verwacht worden dat zij alle gevallen van pesten meekrijgen. Hiervan moet een dossier worden bijgehouden door het slachtoffer en moet elke zaak in dat dossier tijdig aan de school worden gemeld. Hierdoor kunnen scholen in staat worden gesteld om tijdig op te treden en maatregelen te treffen. Het is dus erg belangrijk dat alle gevallen van pesten aan de school worden gemeld en dat dit wordt vastgelegd, iets dat in de praktijk gemakkelijk fout kan gaan.

Bij het informeren van slachtoffers van pesten beveel ik aan de desbetreffende personen op zijn minst te informeren over de volgende punten:

  • de, met het oog op huidige jurisprudentie, in beginsel kleine kans van slagen van het aansprakelijk stellen van een school voor schade van pesten op grond van 6:162 BW (onrechtmatige daad),
  • het benoemen dat het enkele feit dat gepest wordt niet voldoende is en dat alleen het handelen van een school relevant is,
  • de informatie over de inspanningsverplichting van de school,
  • de informatie over het causale verband tussen de schade en zowel het pesten als het verkeerd handelen van de school, met daarbij de benoemde voorbeelden voor mogelijk bewijs,
  • de informatie over de meldplicht van het pesten aan de school en het bijhouden van een ‘pest-dossier’ waarnaast vermeld moet worden dat de school in gelegenheid gesteld moet worden om de correcte maatregelen te treffen en,
  • de informatie dat er voldoende moet worden onderbouwd dat de school niet heeft gehandeld volgens de zorgplicht en welke maatregelen er wel getroffen had moeten worden.

 

Wat kan er veranderd worden voor de rechtspositie van het slachtoffer?

Er zijn tal van veranderingen aangedragen in het rapport. Deze veranderingen komen vooral van de juridische praktijk (zijnde advocaten), pest coördinatoren, en buitenlandse wetgeving. Hoewel de aanbevelingen vooral toezien op wettelijke of maatschappelijke veranderingen kan de stichting wel aan de slag met de aanbevelingen. Dergelijke veranderingen kan de stichting voornamelijk bereiken door lobbyen bij en/of praten met overheidspartijen. Ook kan de stichting haar maatschappelijke impact gebruiken om de maatschappij te overtuigen van de aanbevelingen en daarmee veranderingen mogelijk maken. De maatschappelijke impact van de stichting kan ook gebruikt worden voor meer onderzoeken, zoals meer afstudeeronderzoeken, of meer belang voor pesten binnen de maatschappij te creëren. Vanuit de juridische praktijk was een verandering van de bewijslast voorgesteld, naar model van het arbeidsrecht. In het arbeidsrecht is de bewijslast voor slachtoffers makkelijker, gezien daar meer bewijslast aan de werkgever wordt gegeven om te bewijzen dat de eisen niet kloppen. Dit kan de bewijslast van pesten in het civielrecht eventueel versoepelen. Daarnaast werd door de juridische praktijk aangegeven dat de rechtspositie van het slachtoffer kan verbeteren door meer jurisprudentie die vaststelt wat een slachtoffer wel of niet kan aandragen als bewijs of schade, en wat de stellingen van de rechters zijn over de maatregelen van scholen zoals het niet straffen.

Door scholen werd vooral de verandering aangedragen dat scholen met meer budget specifiek voor pesten een pest coördinator kunnen aannemen in plaats van de taak onder te verdelen in het lerarenteam. Hiermee kan er beter gecontroleerd en gehandhaafd worden in de praktijk voor slachtoffers. Eventueel kan hierdoor een proces ook sneller verlopen en pestzaken beter afgehandeld worden. Vanuit buitenlandse wetgeving was vooral de Zweedse wetgeving interessant. In Zweden zijn leraren verplicht signalen van ‘misbruikbehandeling’ en discriminatie te melden aan de directeur van de school. Misbruikbehandeling is volgens Zweedse wetgeving het ‘gedrag dat de waardigheid van een kind of student schendt, zonder dat het als discriminatie is aan te merken’. Hierna is de directeur verplicht onderzoek in te stellen en de redelijkerwijs te verwachten maatregelen te nemen. Scholen in Zweden moet daarnaast jaarlijks een plan opstellen met maatregelen om misbruik te voorkomen en ontmoedigen. De scholen moeten jaarlijks ook verantwoording afleggen over het desbetreffende plan. Op die manier wordt de aanpak van scholen jaarlijks gecontroleerd en moeten scholen ook kijken naar de effectiviteit van hun plan. Uit het onderzoek bleek dat scholen soms verouderde pestprotocollen hebben of dat een pestprotocol soms niet bekend is binnen de instelling. Dergelijke wetgeving kan dat voorkomen. Als laatste is er gekeken naar het regelen van pesten binnen het strafrecht.

In België wordt het ‘ernstig verstoren’ van de rust van een persoon strafbaar gesteld.

Er geldt daarvoor geen fysieke eis, het mag dus ook over mentaal lastigvallen gaan. Hieronder valt in Belgische wetgeving het pesten, zowel als het cyberpesten, aangezien je daarbij iemand in zijn persoonlijke levenssfeer aantast. In Duitsland wordt pesten onderverdeeld in belediging, laster en dwang of stalken. Binnen Nederlandse wetgeving kan alleen discriminatie of (fysieke) mishandeling worden getypeerd als pesten binnen het strafrecht. Bredere strafbepalingen zoals België en Duitsland die hebben gesteld kan de rechtspositie van het slachtoffer verbeteren, zodat er meer opties zijn voor schadevergoeding en zodat duidelijk is wat er juridisch onder pesten wordt verstaan. Hierbij dient wel vermeld te worden dat de politie en het OM doorgaans meer belang hechten aan andere zaken. In het strafrecht ligt het initiatief tot een rechtszaak niet bij het slachtoffer maar bij het OM. Dit betekent dat voor dergelijke veranderingen wel ondersteuning van de politie en/of het OM is vereist. De laatste aanbeveling is om vervolgonderzoek te doen naar deze aanbevelingen. Daarbij kan er dieper worden ingegaan in de effectiviteit van de juridische oplossingen. Er kan bijvoorbeeld diepgaand onderzoek ingesteld worden naar de buitenlandse wetgevingen. Daarnaast kan ook een vervolgonderzoek over de effectiviteit van de huidige aanpak van scholen bij pesten of het effect van niet straffen van pesters interessante uitkomsten opleveren in aanvulling van dit onderzoek.

De bevindingen over het onderzoek naar eventuele verbeteringen voor de rechtspositie van een slachtoffer van pesten zijn;

  • Bredere strafrechtbepalingen voor pesten om pesten binnen strafrecht minder limiterend te maken. Dit kan bijvoorbeeld door de stichting bereikt worden door het eventuele lobbyen bij of praten met overheidspartijen. Daarnaast heeft de stichting maatschappelijke impact die hiervoor ingezet kan worden.
  • Bewijslast immateriële schade meer naar het model van het arbeidsrecht, waardoor de bewijslast voor slachtoffers makkelijker wordt en de school meer verplichtingen krijgt bij de bewijslast en/of causaal verband bij pesten. Dit kan bijvoorbeeld ook door de stichting bereikt worden door het eventuele lobbyen bij of praten met overheidspartijen. Daarnaast kan de maatschappelijke impact van de stichting ook hiervoor ingezet worden.
  • Meer juridische inhoud aan pesten geven door jurisprudentie, waarmee het duidelijker wordt wat er verwacht wordt van scholen en welk bewijs voor pesten/mentale schade wordt aangenomen. Dit kan eventueel bereikt worden door toch rechtszaken aan te gaan bij situaties van pesten met advocaten die zich willen inzetten voor dergelijke situaties. Daarbij is wel belangrijk dat ook het belang van het slachtoffer wordt vertegenwoordigd en een rechtszaak alleen moet worden aangegaan als er kans van slagen is.
  • Duidelijkere wetgeving omtrent de plichten van scholen naar Zweeds model zodat het duidelijk is voor scholen wat de overheid verwacht van de zorgplicht bij pesten. Dit kan bijvoorbeeld door te praten met overheidspartijen en dergelijke partijen van informatie te voorzien of door de maatschappij van dergelijke informatie te voorzien.
  • In verband met het gelimiteerde budget en het interview met de heer Zijthoff, meer budget voor scholen voor pesten specifiek. Momenteel is een pest coördinator een bijkomende verantwoordelijkheid voor leraren. Er kan met meer budget bijvoorbeeld een pest coördinator apart worden aangesteld die zich binnen de school specifiek op pesten en de uitvoering van het pestprotocol richt. Hoewel dit ook een oplossing is die meer toeziet op het voorkomen van pesten kan het slachtoffers wel helpen om de uitvoering van het pestprotocol te versnellen.
  • meer psychologisch of juridisch onderzoek naar pesten om de gevolgen van pesten vast te kunnen stellen voor bewijslast en de kans van slagen van rechtszaken te vergroten voor slachtoffers. Dit kan bereikt worden door de stichting door bijvoorbeeld afstudeeronderzoeken in te stellen, de maatschappij te overtuigen van het belang van deze onderzoeken of het meer bespreekbaar maken van de problematiek in de maatschappij.

 

 

Download het volledige rapport hier

Titelpagina Onderzoeksrapport Aansprakelijkheid middelbare scholen in Nederland op basis van onrechtmatige daad als in artikel 6:162 BW en de verhouding tussen die aansprakelijkheid en het actieve beleid inzake pestprotocollen door desbetreffende middelbare scholen.

Auteur Tom (T.L.C.) Rotteveel 3507318

School NHL/Stenden Hogeschool Leeuwarden

Onderzoeksbegeleider Mevr. Twickler en Mevr. Bolwerk

Datum 7 januari 2021

Opdrachtgever Stichting Stop Pesten Nu