Waarom is het zo belangrijk dat docenten ook ingrijpen als er gecyberpest wordt buiten schooltijd? | Stop Pesten NU

084-8340086

Waarom is het zo belangrijk dat docenten ook ingrijpen als er gecyberpest wordt buiten schooltijd?

Hoe kunnen scholen cyberpesten voorkomen?

Wij hebben gebeld met Patricia Bolwerk. Ze is directeur en oprichter van de site https://www.stoppestennu.nl waar veel informatie is te vinden over cyberpesten. Ze heeft veel contact met scholen, maar door corona is dit contact minder dan normaal. Patricia geeft zelf ook vele workshops, studiedagen, voorlichtingen, gastlessen en ouderavonden in de klas. Wij hebben haar een aantal vragen gesteld, wat voornamelijk ging over de invloed van school om cyberpesten te voorkomen. 

Leerlingen hebben buiten schooltijd ook regelmatig last van cyberpesten. Wij hebben hierbij de mening van Patricia gevraagd. Heeft een school/docent de plicht om in te grijpen zodra dit buiten schooltijd gebeurt, of is de school hier niet verantwoordelijk voor? Het moet altijd een driehoek zijn, zegt Patricia. De driehoek bevat de ouders/verzorgers, de school en het kind. Je moet gezamenlijk afspraken maken. 

De reden dat er vaak online gepest wordt in WhatsApp-groepen, is dat de kinderen vaak samen een klas of groep vormen, iets waardoor de kinderen door de school zijn samen gezet. Het is geen vrijwillige setting in de groep. Daardoor vindt Patricia dat de school daar verantwoordelijk voor is aangezien het klasgenoten onderling zijn. Bovendien zijn het geen gescheiden dingen. Het is niet zo dat een kind óf online wordt gepest óf traditioneel wordt gepest. We weten uit onderzoeken dat degenen die online gepest worden, dezelfde zijn als degenen die gewoon gepest worden. 

Docenten kunnen wel zeggen dat het thuis gebeurt, maar dat wordt overdag in de klas uit geruzied. Je moet met z’n allen kijken wat de regels zijn. De ouders/verzorgers moeten er ook bij betrokken worden. Docenten zorgen ervoor dat de klas een eenheid vormt en daarbij een veilige omgeving voor de leerlingen. Je moet afspraken maken hoe je als klasgenoten met elkaar omgaat en daarbij een paar regels instellen die ook online gelden. Dan heeft iedereen een handvat, om samen het gesprek aan te gaan als er toch gecyberpest wordt.

Welke rol hebben de kinderen uit de klas om cyberpesten tegen te gaan? 

Omstanders kunnen een belangrijke rol spelen in het tegengaan van cyberpesten. Wat kunnen de leerlingen dan precies doen? Dat hebben wij aan Patricia gevraagd. Het antwoord hierop was veel. Wat Patricia met name wil afleren is dat de leerlingen gaan reageren. Zeker basisschoolleerlingen willen uitleggen wat ze vinden, bijvoorbeeld; “Ik vind het gemeen wat je tegen hem/haar hebt gezegd”. Alles wat een pester wil, is voer krijgen, online of in het echt. Het voer geeft de pester de mogelijkheid om door te blijven gaan. 

Bij voorlichtingen vertelt Patricia dat je als klas een emoji moet afspreken met de klas waar iedereen het mee eens is. Als iemand die emoji stuurt in de app, laat je zien dat je de pester niet steunt. Op deze manier voelt de pester dat niet de hele groep achter hem/haar staat. De docent zou kunnen helpen met het bedenken van een symbool. Scholen gebruiken deze tip aangezien dit goed werkt. Wel wordt er duidelijk gemaakt dat je als groep niet de hele tijd de pester ‘niet blijft steunen’. Dan worden de omstanders namelijk de pester, de rollen draaien om. De pester is dan het slachtoffer. Als de klas de emoji stuurt wat aangeeft dat dit pestgedrag is, moet de klas daarna zich weer normaal gaan gedragen tegenover de pester, zolang de pester zich ook normaal gedraagt. 

De omstanders kunnen ook de pester verwijderen uit de groepsapp voor 24 uur. Als je aan kinderen vraagt welke straf de pester moet krijgen als hij/zij zich niet aan de regels houdt, bedenken de leerlingen zelf de beste regels. 

Oftewel, de leerlingen betrekken in het bedenken van oplossingen is erg belangrijk. De kinderen waren namelijk met de 24-uur straf gekomen, terwijl de voorlichters hun vraagtekens hadden bij deze straf. Blijkbaar is dat verschrikkelijk voor de pester. Er is dan een duidelijke regel als jij je gemeen gedraagt, dat je door de beheerders verwijderd wordt. Dat werkt heel goed, want je ziet toch dat de pester ergens bij wil horen en vrienden wil maken. De pester vindt het ook niet leuk als ze dingen missen. 

Wat is nu belangrijk voor een school om te doen? 

De school biedt volgens Patricia nog onvoldoende ruimte om je verhaal te vertellen als je wordt gecyberpest. Ze merkt dat dit vooral te maken heeft met het feit dat scholen niet altijd de pijn snappen en voelen wat het met iemand doet. Als een kind te maken heeft met cyberpesten, zeggen docenten vaak: “zo hebben ze het niet bedoeld”, “trek het je niet aan” en “laat ze maar lekker kletsen”. Daar heb je als slachtoffer niks aan. Als je nare berichten binnenkrijgt voel jij je niet gesteund of gehoord door de docent. 

Kinderen en docenten moeten meer informatie krijgen voor cyberpesten volgens Patricia. Dit hoeft niet iedere keer door externe partijen in te huren om de voorlichtingen te geven. Als docent kan je kinderen uit de klas vragen wat ze allemaal online doen. Jonge kinderen vinden het fantastisch om hun docent mee op reis te nemen in wat zij allemaal doen. Dan kunnen docenten vragen wat de kinderen doen als ze gekke of nare berichten ontvangen. 

Als docenten open staan voor het gesprek, ook al hebben ze er geen verstand van, zie je dat kinderen zich het meest veilig voelen om het te durven melden. Het maakt niet uit of de docent het wel of niet snapt. Zolang de docent de leerling troost en laat merken dat de leerling niets doms heeft gedaan, is dit erg fijn voor de leerlingen. 

De vraag of de tot nu toe getroffen maatregelen van de scholen doeltreffend genoeg zijn is het moeilijke, wat ook een redelijk nieuw probleem is volgens Patricia. Het heeft eerst een tijd geduurd voordat de scholen er de ernst inzagen. Scholen zien de ernst nu meer in. Er zijn namelijk een aantal zelfdodingen zijn geweest vanwege cyberpesten. Toch als je de leerlingen vraagt of ze veel informatie krijgen op school, vinden de leerlingen het nog te beperkt. Wel geven de leerlingen aan dat ze er meer over willen weten. Ouders/verzorgers weten ook te weinig en voelen zich niet veilig. Hierdoor voelen de kinderen zich nog eenzamer. 

Conclusie 

Scholen kunnen, volgens Patricia Bolwerk, het beste mensen uitnodigen om voorlichtingen te geven aan de leerlingen over cyberpesten. In deze voorlichtingen vertellen de deskundigen hoe je voor elkaar op kunt komen als je ziet dat iemand te maken heeft met cyberpesten. De voorlichtingen kunnen het best in groep 6,7 of 8 van de basisschool gegeven worden, aangezien de leerlingen dan nog het meest aannemen en deze leeftijd bovendien het begin van sociale media gebruik is bij de kinderen. 

Deze voorlichtingen moeten herhaald worden, daarvoor is het belangrijk dat scholen meer subsidie krijgen van de overheid voor de voorlichtingen. Toch is het moeilijk om meer geld te krijgen van de overheid, de overheid vindt namelijk dat ze al genoeg geld geven. Daarnaast, is het belangrijk dat de scholen regels opstellen voor de leerlingen om cyberpesten te voorkomen. Hierdoor zullen de leerlingen minder snel cyberpesten, omdat ze weten dat hier een sanctie op staat. De school moet hierbij duidelijk aangeven wat het verschil is tussen pesten en plagen.

Met name basisschooldocenten, moeten zich voor het opstellen van de regels, wel eerst verdiepen in het cyberpesten. 

Om het cyberpesten, buiten schooltijd te kunnen voorkomen, moet er een figuurlijk driehoek zijn tussen de ouders/verzorgers, school en het kind om afspraken hierover te maken. De school is hier namelijk ook verantwoordelijk voor, omdat zij een klas samenstellen en daarmee indirect de klassen-groepsapp op WhatsApp. 

Medeleerlingen spelen ook een erg belangrijke rol in het voorkomen van cyberpesten. Het is beter om als omstander niet uit te leggen wat ze wel/niet goed vinden. Het is wel belangrijk dat zij zelf een straf bedenken voor de cyberpester. 

Naast de voorlichtingen en het opstellen van de regels, moeten de scholen een goede plek bieden voor leerlingen als zij hun verhaal vertellen over cyberpesten. Docenten moeten niet tegen leerlingen zeggen dat het allemaal wel meevalt. Ze moeten juist begrip tonen, ook al hebben de docenten het hoogstwaarschijnlijk zelf nooit meegemaakt. Daarnaast moeten ze laten merken dat ze openstaan voor het gesprek. Positief is dat scholen steeds meer beseffen dat cyberpesten een kwalijke zaak is. Toch geven leerlingen aan dat ze nog heel veel informatie over cyberpesten krijgen van school. Dit is een verbeterpunt voor scholen.