Performing fase 4 - Presteren
Aan het eind van de normeringsfase is er gekozen voor bepaalde omgangsvormen. Er is als het ware sprake van een gezamenlijk doel waarvan je nu de uitwerking gaat zien. Dit kan positief of negatief zijn. Nu wordt duidelijk hoe de leerlingen met elkaar, met de leraren en met de lesstof omgaan. De echte leiders zijn opgestaan en krijgen het voor het zeggen. Als je erbij wilt horen dan moet je je aan de door de leiders en de groep bepaalde omgangsvormen en normen houden. De meest dominante leerling voert in de presentatiefase de boventoon, maar dit hoeft bij de groep niet ten koste te gaan van de mening en het welbevinden van andere leerlingen. De strijd om de macht tussen verschillende groepjes en leiders zal zich nog wel afspelen, maar milder. Immers, er is overeenstemming over de groepsnormen en het is, dankzij de geleide normeringsfase, helder binnen welke kaders 'er strijd mag worden geleverd'. Toch vraagt de presentatiefase om intensieve begeleiding. Laat zien dat ieders mening gewaardeerd wordt en zet de leiders eventueel in bij verantwoordelijke taken waarbij ze rekening moeten houden met de belangen van de groep. Ook hierbij kun je gebruik maken van groepsvormende activiteiten. Bij voorkeur leggen we het accent op activiteiten met als oogpunt het groepsbelang, rekening houdend met individuele verschillen.
Reforming fase 5 - Evalueren
Men geeft aan dat er een evaluatiefase aanvangt als het einde van de groepssamenstelling nadert en het zeker is dat leerlingen uit elkaar gaan. Daarbij kun je denken aan leerlingen van groep 8 die een heel leven achter zich laten en naar het voortgezet onderwijs gaan. Het kan ook een brugklas zijn die weer uit elkaar valt. Er kunnen relletjes ontstaan of er kan juist een erg contactzoekende, intieme sfeer ontstaan.
Waar je verder op kan letten:
De klas inrichten en indelen
De manier waarop je de klas indeelt, brengt een sterke boodschap over naar de leerlingen. Hiermee communiceer je hoe je het onderwijs wenst in te richten. Vind je het vooral belangrijk dat ze stilzitten, hun mond houden en anderen niet lastigvallen of vind je het belangrijk dat iedereen zich op een ordelijke manier kan bewegen, communiceren, er weinig afleiding is en er efficiënt gebruik gemaakt wordt van de beschikbare ruimte?
- Je kunt alle leerlingen goed in het oog houden.
- Leerlingen kunnen alle presentaties en demonstraties zien.
- Veelgebruikte materialen zijn eenvoudig toegankelijk.
- De paden zijn breed genoeg om moeiteloos te kunnen lopen.
- Het kost weinig moeite de leerlingen in tweetallen of kleine groepjes van drie of vier te laten werken.
- Het lokaal biedt geen onnodige afleiding.
Veiligheid in de groep
Veiligheid en geborgenheid zijn voor de ontwikkeling van een kind van groot belang. Immers: het verwerven van een eigen identiteit gebeurt in de nabijheid van anderen. Het kind identificeert zich met de omgeving en moet zich daarin thuis voelen (Hooijmaaijers et al., 2012). De mate van functioneren en leren van een kind is dus sterk afhankelijk van de door hem ervaren veiligheid.
Die veiligheid kent drie basisbehoeften: erbij horen (inclusie), invloed hebben (controle) en persoonlijk contact (affectie).
Hiërarchie in de groep
Kennis over de hiërarchische positie in de groep is belangrijk om snel actie te kunnen ondernemen als kinderen last hebben van hun positie in de groep. Inzicht in die hiërarchie verkrijg je door het regelmatig afnemen van een sociogram.
Vanuit de literatuur kennen we grofweg vijf groepen leerlingen (zie ook ‘Groepsplan Gedrag’, herziene en vermeerderde druk, van Kees van Overveld; hoofdstuk 3.3):