Onderzoek Over daders, slachtoffers, dader/slachtoffers en niet-betrokken leerlingen | Stop Pesten NU

084-8340086

Onderzoek Over daders, slachtoffers, dader/slachtoffers en niet-betrokken leerlingen

Samenvatting

Onderzoek naar pesten is grotendeels gebaseerd op univariate analyses en gegevens van één informant. Onderzoekers weten daardoor te weinig van de simultane effecten van verschillende onafhankelijke en afhankelijke variabelen en het onderzoek wordt mogelijk vertekend door de zogeheten ‘shared method variance’. Het databestand voor dit onderzoek was groot (N = 1065) en rijk genoeg om gebruik te maken van multivariate analyses en verschillende informanten. Sekse, agressiviteit, isolement en afwijzing bleken het sterkst gerelateerd aan pesten. Afwijkend van eerdere bevindingen was dat niet alleen slachtoffers en dader/slachtoffers maar ook daders afgewezen werden door klasgenoten en dat opvoedingskenmerken niet gerelateerd waren aan pesten.

René Veenstra, Siegwart Lindenberg, Albertine J. Oldehinkel, , Andrea F. de Winter, Frank C. Verhulst en Johan Ormel Kind en Adolescent, 26 (2005), p. 305-317

Download PDF

Conclusie

Dit onderzoek, dat is gebaseerd op een grote steekproef van preadolescenten, gaat in op zowel dader- als slachtofferschap van pesten en maakt gebruik van verschillende informanten. Een pluspunt van ons onderzoek is dat we multivariate analyses konden uitvoeren. Onze kennis over daders, slachtoffers en dader/slachtoffers van pesten was voornamelijk gebaseerd op univariate analyses. Alleen via multivariate analyses kan echter inzicht worden verkregen in welke kenmerken een echte samenhang met pesten hebben.

Ons multinomiaal logistisch model (MNLM) maakt duidelijk dat, zoals we hadden verwacht, jongens vaker dan meisjes in de positie van dader of dader/slachtoffer van pesten zijn. Deze bevinding correspondeert met die uit talrijke univariate onderzoeken (Espelage, Mebane, & Adams, 2004; Hanish & Guerra, 2004; Klicpera & Gasteiger Klicpera, 1996; Pellegrini, Bartini, & Brooks, 1999; Schwartz, 2000). We vonden verder dat meisjes een grotere kans hebben om slachtoffer van pesten te zijn. Deze bevinding verschilt van die uit eerdere onderzoeken. Bij de keuze van een meer stringent criterium, de bovenste tien procent als dader of slachtoffer in plaats van de bovenste 25 procent, blijkt er geen sekseverschil te zijn bij slachtoffers.

Voor zover bekend, is ons onderzoek naar pesten het eerste dat een index voor familiaire kwetsbaarheid gebruikt. We vonden indicaties dat dader/slachtoffers een verhoogde familiaire kwetsbaarheid voor externaliserend probleemgedrag hebben en dat slachtoffers een verhoogde familiaire kwetsbaarheid voor internaliserend probleemgedrag hebben. Verder is naar voren gekomen dat preadolescenten die niet bij pesten betrokken zijn een hogere sociaal-economische achtergrond hebben. Ze zijn door de gezinnen waaruit ze komen meer bevoorrecht. Emotionele warmte, verwerping en overbescherming bleken echter niet te differentiëren tussen de vier groepen uit ons onderzoek. Dat opvoedingskenmerken geen invloed op pesten hebben (zelfs niet indirect) is verrassend. Deze bevinding verschilt van die uit univariate onderzoeken (Demaray & Malecki, 2003; Rodkin & Hodges, 2003). Het kan erop duiden dat opvoedingskenmerken meer invloed hebben op pesten in de (vroege) kindertijd dan in de preadolescentie, omdat ouders dan zelden aanwezig zijn wanneer er wordt gepest (Doll, Song, & Siemers, 2004). Zij horen over conflicten als die al gebeurd zijn en dan meestal pas wanneer jongeren bereid zijn om het aan hun ouders te vertellen (Kerr & Stattin, 2000; Stattin & Kerr, 2000). Als gevolg daarvan zijn ouders relatief onwetend en staan ze veelal onmachtig tegenover pesten.

Individuele kenmerken hebben, zoals verwacht, een sterkere samenhang met pesten dan psychosociale kenmerken. Behalve dat het vaak jongens betreft, onderscheiden daders en dader/slachtoffers zich van de andere groepen door hun agressieve gedrag. Daders zijn minder geïsoleerd en slachtoffers meer geïsoleerd dan niet-betrokkenen. Alle partijen die bij pesten betrokken zijn zijn minder geliefd dan niet-betrokkenen. Uit recent onderzoek naar pro- en antisociaal gedrag (bv. Hawley, Little, & Pasupathi, 2002) of populariteit (bv. Prinstein & Cillessen, 2003) blijkt dat antisociale jongeren niet altijd slechter af zijn dan anderen. In ons onderzoek vonden we echter dat niet alleen de dader/slachtoffers, maar ook de daders weinig geliefd en in hoge mate agressief zijn en uit lagere sociale milieus komen. Het belangrijkste verschil tussen deze twee groepen is dat daders minder geïsoleerd zijn dan dader/slachtoffers (of niet-betrokkenen). Hoewel daders van pesten weinig geliefd zijn, blijken ze niet gemarginaliseerd te worden (zie ook Schwartz, 2000). Een soortgelijke conclusie werd getrokken door Estell, Farmer en Cairns (2004). In een steekproef van zwarte plattelandsjongeren vonden zij dat pesters sociometrisch verworpen werden, maar dat hun niveau van populariteit (‘perceived popularity’) gemiddeld was en dat ze duidelijk geïntegreerd waren in de netwerken binnen een klas.

De belangrijkste bevinding van ons multivariaat onderzoek is dat individuele kenmerken, zoals verwerping, agressiviteit en sekse, sterk gerelateerd zijn aan pesten, terwijl opvoedingskenmerken ongerelateerd zijn. Vergelijkbaar met eerder onderzoek (Haynie e.a., 2001; Nansel e.a., 2001; Nansel, Craig e.a., 2004) hebben we gevonden dat dader/slachtoffers een meer kwestbare positie hebben dan daders of slachtoffers.

Een aantal beperkingen van ons onderzoek moet hier ook worden vermeld. Ten eerste is ons onderzoek cross-sectioneel. Deze beperking kan in de nabije toekomst weggenomen worden, aangezien TRAILS een longitudinaal onderzoek is. Ten tweede zijn onze analyses gebaseerd op een substeekproef uit TRAILS. Deze substeekproef bevat geen kinderen uit het speciaal onderwijs of zittenblijvers. Als gevolg daarvan zijn onze uitkomsten alleen te generaliseren naar een wat meer bevoorrechte groep van preadolescenten. De exclusiegroep had vaker gedragsproblemen en had gemiddeld genomen een lager sociaal-economische achtergrond. Het gevolg hiervan is ook dat de gevonden associaties waarschijnlijk zwakker zijn dan in werkelijkheid. Ten derde is onze meting van familiaire kwetsbaarheid gebaseerd op retrospectieve gegevens van de moeder. In de toekomst kan deze informatie hopelijk gecombineerd worden met genetische informatie die bij een van de komende metingen van TRAILS zal worden verzameld. Een potentiële beperking is verder dat we alleen nominaties door klasgenoten gebruikten om de positie bij pesten te bepalen. Hoewel deze methode steevast als betrouwbaar en valide wordt gezien, zou het zo kunnen zijn dat preadolescenten niet zo snel geneigd zijn om klasgenoten negatief te nomineren. Onze bevinding dat allen die bij pesten betrokken zijn weinig geliefd zijn, is in overeenstemming met Salmivalli, Lagerspetz, Björkqvist, Osterman en Kaukiainen (1996). Zij vonden dat meer dan 50% van de daders en meer dan 70% van de slachtoffers verworpen werd. Een onderzoek van Juvonen, Nishina en Graham (2001) heeft duidelijk gemaakt dat zelf- en klasgenootrapportages van slachtofferschap inhoudelijk deels van elkaar verschillen. Zelfrapportages gaan over subjectieve ervaringen en rapportages door klasgenoten over sociale reputaties. Ook lieten ze zien dat de verschillende methodes verschillende correlaten hebben. Subjectieve ervaringen van slachtofferschap hangen samen met een laag zelfbeeld en grote angstigheid, terwijl jongeren die door hun klasgenoten als slachtoffer worden gezien in hoge mate verworpen en in lage mate geaccepteerd worden. Ondanks dat er enige beperkingen zijn, biedt TRAILS unieke mogelijkheden om de positie van daders en slachtoffers van pesten over langere tijd te volgen. Bij de volgende meting hebben onze respondenten de overgang naar het voortgezet onderwijs gemaakt. Het zal dan mogelijk zijn om de stabiliteit van de verschillende posities bij pesten na te gaan en langeretermijnuitkomsten te bestuderen.

Ofschoon onze resultaten geen causale uitspraken toestaan, wijzen onze resultaten op de grote rol van individuele kenmerken bij pesten en niet op een samenhang met opvoedingskenmerken. Verder blijkt de positie kwetsbaar te zijn van iedereen die bij pesten betrokken is. Anders dan vaak wordt aangenomen blijken pesters weinig geliefd te zijn binnen hun klas. Dat is een belangrijke boodschap, want kinderen denken vaak dat ze zich geliefd kunnen maken door te pesten of dat je maar beter niet kunt ingaan tegen een pestkop die zogezegd ‘geliefd’ is. Mogelijk dat leerkrachten pesters tot nadenken kunnen stemmen met deze boodschap. Uit het feit dat pesters weinig geïsoleerd zijn binnen de klas, blijkt wel dat ze waarschijnlijk steeds nadrukkelijk aanwezig zijn. Kinderen die zowel pesten als gepest worden lopen mogelijk de meeste kans op een problematische puberteit. Ze worden verworpen door de klas, worden vaak gepest en reageren zich voortdurend af op andere klasgenoten. Daar maken ze zich niet geliefd mee. Bij hen is sprake van een opeenstapeling van kwetsbaarheden, wat zich kan uiten in allerlei emotionele en gedragsproblemen.

Veenstra, R., Lindenberg, S., Oldehinkel, A. J., De Winter, A. F., Verhulst, F. C., & Ormel, J. (2005). Bullying and victimization. About bullies, victims, bully/victims, and uninvolved preadolescents, Kind en Adolescent, 26 (3), 305-

317.

Research on bullying and victimization is generally based on univariate analyses and on reports from a single informant. Researchers may therefore know too little about the simultaneous effects of various independent and dependent variables, and their research may be biased by shared method variance. The database for this study was large (N = 1,065) and rich enough to allow multivariate analysis and multisource information. Gender, aggressiveness, isolation, and ‘dislikability’ were most strongly related to bullying and victimization. Among the findings that enhanced earlier findings were that not only victims and bully/victims but bullies as well were disliked and that parenting was unrelated to bullying and victimization.

 

Bron

 

 

Tip van de redactie

Heb je haast? Navigeer dan snel naar:Angela

► Scholen & Professionals Kenniscentrum Pesten in het Onderwijs

► Sportverenigingen Kenniscentrum Pesten in de Sport

► Werkgevers Kenniscentrum Pesten op het WerkJan Joost

► Ouderen Kenniscentrum Pesten in Woonzorgcentra

Tip Stop Pesten Nu

 

Breng snel een bezoekje aan ...

Kenniscentrum (Klassiek) Pesten 

Kenniscentrum Online pesten (cyberpesten)

Kennisbank & Downloadcentrum o.a. Beleid & Factsheets  / Handleidingen / Lesmaterialen Posters / Wetenschappelijke Onderzoeken 

► Ik word gepest, wat kan ik doen

 

 

Stichting Stop Pesten Nu is het enige Erkende Goede Doel tegen Pesten in Nederland!

CBFGoede Doelen NederlandANBIKBUnesco