In het eindrapport van het onderzoek is beschreven wat er precies is onderzocht en wat de resultaten per programma zijn. De belangrijkste conclusies uit het rapport zijn:

 

1. Leerlingen worden meer gepest dan zij aan leerkrachten en ouders vertellen. 

Bijna een derde van de leerlingen in het primair onderwijs wordt wel eens gepest op school. Ongeveer 1 op de 14 kinderen wordt meerdere keren per week gepest. Een derde van deze kinderen geeft aan dit aan niemand verteld te hebben, terwijl 79% van deze kinderen al meerdere schooljaren wordt gepest. Leerkrachten, ouders en ontwikkelaars van programma’s hebben dus echt informatie van leerlingen zelf nodig om in te schatten hoeveel er gepest wordt en of daar effectief mee wordt omgegaan.

2. De mate waarin kinderen op school gepest worden verschilt sterk tussen klassen en scholen. 

In 7.4% van de klassen wordt geen enkele leerling regelmatig gepest, terwijl in 15,6% van de klassen een kwart of meer van de leerlingen regelmatig gepest wordt. Meer dan de helft van de leerlingen (55%) geeft aan dat hun leerkracht volgens hen niet of slechts eenmalig aandacht aan pesten heeft besteed voorafgaand aan de invoering van de onderzochte programma’s.

3. Pesten blijkt in het primair onderwijs binnen een schooljaar te kunnen worden verminderd met specifiek op pesten gerichte programma’s. 

Een deel van de onderzochte programma’s vermindert aspecten van pesten of gedragsproblemen in de klas. Maar geen van de programma’s heeft effect op alle uitkomstmaten tegelijk.

4. Universele programma’s (1) worden beperkt uitgevoerd.

Van de meeste programma’s wordt slechts een deel van de onderdelen daadwerkelijk gegeven. Dit is opvallend, omdat de meeste scholen zelf gekozen hebben voor de invoering van het programma waar zij mee werken. Uit onderzoek blijkt dat hoe beter de uitvoering is hoe groter het effect van het programma.

(1) Dit zijn Kanjertraining, Taakspel, PRIMA, Programma Alternatieve Denkstrategieën (PAD) en Pest-Preventie met School Wide Positive Behavior Support (PP SWPBS).

5. Pesten verminderen kan. 

Nu het mogelijk blijkt om pesten in het primair onderwijs binnen een jaar te verminderen, dient hierop naar onze mening breed te worden ingezet. De huidige resultaten zijn daartoe slechts een eerste stap. Nu we weten dat pesten verminderd kan worden is meer kennis nodig om de bescheiden effecten van programma’s te vergroten en te bestendigen.

6. Monitoring van de mate waarin kinderen zelf ervaren dat zij en hun klasgenoten gepest worden is essentieel.

Om een passende aanpak te kiezen en om systematisch te kunnen nagaan of een gekozen aanpak daadwerkelijk tot vermindering van pesten leidt.

7. Pesten op het voortgezet en speciaal onderwijs is een groot onopgelost probleem

Waarvoor in het huidige onderzoek en internationaal wetenschappelijk onderzoek nog geen effectieve remedie is gevonden. In het voortgezet onderwijs is het tegengaan van pesten complexer door de grotere schaal van scholen, de voortdurende wisseling van leerkrachten voor de klas, de bijzondere gevoeligheid van adolescenten voor evaluatie door leeftijdgenoten, en de mate waarin pesten via sociale media buiten bereik van leerkrachten plaatsvindt.

8. Pesten verminderen kan worden bemoeilijkt door de organisatorische context. 

De focus van het huidige project lag op effecten van programma’s, maar al doende bleek duidelijk hoe bepalend de context waarin programma’s worden uitgevoerd kan zijn. De mate van uitvoering van de universele programma’s was veelal beperkt, waarbij uitvoering veelal bepaald lijkt te worden door werkdruk, motivatie en ruimte van individuele leerkrachten om programma’s daadwerkelijk uit te voeren. De huidige organisatie van de zorg voor jeugd belemmerde in ons onderzoek in een aantal gemeenten selectieve programma’s waarbij intensief met enkele individuele leerlingen wordt gewerkt. De verantwoordelijkheden voor deze extra investering in specifieke leerlingen lijken door de combinatie van de invoering van passend onderwijs en de wet op de zorg voor jeugd dusdanig verdeeld dat ze moeilijk van de grond komt.

9. Welke werkzame elementen (in of buiten een programma) pesten beïnvloeden is nog onvoldoende duidelijk

Doordat ‘programma’s’ de eenheid van analyse voor het huidige onderzoeksproject waren. Interventie programma’s zijn in wezen bundelingen van elementen die samen werkzaam moeten zijn tegen pesten. Dat zijn deels eenvoudig te protocolleren oefeningen en lessen, maar ook subtielere gedragingen van leerkrachten en veranderingen in organisatie en schoolcultuur. Vaardigheden, gedragingen, kennis, attitudes van leerkrachten en hun alliantie met leerlingen zijn van grote invloed op sociale relaties (en leerprestaties) in de klas.

 

Bron Universiteit Utrecht

 

Interessante informatie: